De Indiase regering had al bijna opgegeven dat het de waardevolle Koh-i-Noor-diamant ooit terug zou zien. Maar na een emotionele reactie van de bevolking, gaat New Delhi toch weer een poging wagen.

De waardevolle diamant Koh-i-Noor die rust in de kroon van de vorige Britse koningin hoort eigenlijk thuis in India. Dat vindt de Indiase regering, maar tot die conclusie komt Narendra Modi’s coalitie pas na een rechtszaak waarin het de steen al leek op te geven.

Volgens veel Indiërs is de Koh-i-Noor – Perzisch voor ‘Berg van Licht’ – gestolen uit de regio Punjab in 1849. De Britse kolonisten zouden de leider van Punjab, een 10-jarige Sikh, onder druk hebben gezet door zijn moeder in de gevangenis te gooien na een desastreus verlopen oorlog.

De Koh-i-Noor, die met 105 karaat zo groot is als een kippenei, is nu inzet van een rechtszaak die is geinstigeerd door een Indiase ngo. Met een petitie probeert de organisatie de overheid ertoe te zetten om actie te ondernemen. De verzamelde handtekeningen leidden tot een rechtszaak bij het Indiase hooggerechtshof. De vertegenwoordiger van de regering zei maandag in de rechtszaal dat de steen ‘noch gestolen, noch onder geweld is afgenomen’, wat nogal wat wenkbrauwen deed fronsen in India. Het eigendom van de steen is een emotionele zaak, en veel Indiërs geloven dat de Britten de steen gestolen hebben.

‘Al het mogelijke’

Modi en zijn regeringsploeg lieten daarom dinsdag in een verklaring weten dat de Indiase overheid nog ‘nadenkt over een officieel standpunt in de rechtszaak. “We benadrukken nogmaals dat we al het mogelijke doen om de Koh-i-Noor in een vriendschappelijke manier terug te brengen.”

Al sinds de vondst is de diamant inzet van intriges en oorlogen. De oorsprong van de Koh-i-Noor is mysterieus: de steen zou tussen de 600 en 5.000 jaar oud kunnen zijn. Momenteel weegt de diamant een forse 105 karaat, al is dat lang niet zo zwaar als de waarschijnlijk waardevolste diamant ter wereld, de Cullinan I-diamant, die 530 karaat bedraagt. Ook die is overigens eigendom van het Britse koningshuis.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl